Antwoorden Quiz: Wat weet jij van paardrijden?

En, hoe ging de quizzz?! Wist je veel of was het lastig? Hieronder vind je de antwoorden!

 

1. B: De speciale manier waarmee je een paard of pony vastzet aan het halstertouw heet de veiligheidsknoop. 

2. B: Je beloont je pony na het rijden door bijvoorbeeld zachtjes op zijn hals te kloppen.

3. C: Het zweefmoment is het moment waarbij je pony soms met alle benen los van de grond is in draf en galop. 

4. A: Als je op het goede been lichtrijdt in draf, dan veer je omhoog wanneer het buitenbeen van je pony naar voren gaat.

5. C: Je stuurt je pony naar links door eerst naar links te kijken, dan beweeg je jouw linkerhand iets naar links en je rechterhand beweeg je een beetje mee. 

6. B: De langere haren op en rondom de neus van je pony heten tastharen. Met die tastharen kan hij voelen wat er onder zijn neus is, want door zijn lange neus kan hij dat niet zo goed zien.

7. C: A en B zijn allebei goed. Je gebruikt de verlichte zit als je wilt gaan springen en als je wilt dat je pony zijn rug ontspant. 

8. D: A, B en C zijn goed. Bij meerdere ruiters in de bak hebben combinaties op de linkerhand voorrang en blijven op de hoefslag. Je houdt dus rechts aan. Als je op dezelfde hand rijdt, dan heeft degene die een snellere gang of een zijgang rijdt voorrang. Je geeft elkaar altijd de ruimte bij het passeren en je snijdt elkaar niet af. 

9. C: De plank is een oefening voor voltigeurs. Zij balanceren dan op de rug van het paard met een gestrekt lichaam en licht gebogen armen.

10. B: Bij western rijden noemen ze de trens in een westernhoofdstel ook wel snaffle.