Donar en Daisy deel 10

PONY’S IN NOOD

Daisy denkt dat ze een saaie kerst tegemoet gaat. Eén telefoontje tijdens het gourmetten verandert echter alles. Er wordt een beroep op haar en Donar gedaan. Samen met haar lieveling komt Daisy opnieuw in actie voor een nieuw, spannend avontuur.

‘Oei wat is het koud’, klaagt Sanne. ‘Mijn vingers zijn nu al bevroren en we zijn nog niet eens op pad!’ ‘Joh stel je niet zo aan. Het vriest niet eens.’ Hoewel Daisy het eigenlijk ook heel koud heeft, wil ze dit niet toegeven aan haar vriendin. Ze heeft uitgekeken naar een lekkere buitenrit dat ze zich niet laat tegenhouden door een beetje kou. Hoe kan je de kerstvakantie nou beter beginnen? Straks moet ze weer verplicht een paar dagen binnen zitten en gezellig doen met haar familie. ‘Kom stop je handen onder de deken van Donar, dan zijn ze zo weer warm.’ ‘Weet je dat je Donar alweer bijna een jaar hebt?’ vraagt Sanne haar vriendin. Dat weet Daisy nog heel goed. Wat had ze in de rats gezeten toen Donar koliek kreeg tijdens de kerstdagen. Gelukkig is het allemaal goed gekomen en kreeg ze het allermooiste kerstcadeau dat ze zich kon wensen. Haar eigen pony, Donar nog wel! ‘Kom laten we gaan opzadelen, want we moeten wel voor het donker weer thuis zijn’, stelt Daisy voor. Na een grondige poetsbeurt zijn de meiden weer lekker opgewarmd en trekken ze er samen met hun pony’s op uit. Ze rijden door de polder. Sanne wijst naar de dijk: ‘Moet je zien hoe hoog het water staat!’ ‘Ja hè’, zegt Daisy, ‘maar dat is toch wel normaal voor deze tijd van het jaar. Hé moet je kijken. Daar staan nog een paar pony’s. Meestal halen ze alle dieren toch weg uit de uiterwaarden?’ Daisy wijst op een groepje pony’s, die met hun dikke vacht helemaal geen last lijken te hebben van de kou. Ze kijken nieuwsgierig naar Donar en Dinky die voorbij stappen. ‘Ja dat klopt’, antwoordt Sanne. ‘Volgens mij weten de boeren over het algemeen wel wanneer dat nodig is, dus dat komt vast wel goed.’ Daisy is er toch niet helemaal gerust op. Wat nou als het water verder stijgt? De meiden kletsen gezellig verder over de vakantie en wat ze allemaal willen doen. De pony’s uit het weitje achter de dijk zijn ze alweer vergeten als ze bij Sanne het erf op rijden.

Sanne’s moeder komt net aanfietsen. ‘Ha dames, zijn jullie er weer? Ik heb wat lekkers meegenomen. Hebben jullie zin in warme chocolademelk met slagroom?’ Daar hebben ze zeker zin in. Heerlijk na een koude rit bij de houtkachel opwarmen in de gezellige keuken bij Sanne thuis. ‘We gaan eerst even de pony’s verzorgen en dan komen we er aan’, antwoordt Sanne haar moeder. Daisy maakt een lekkere warme slobber voor Donar en Dinky. Dat hebben ze wel verdiend. Zodra de pony’s weer tevreden onder hun dekens van de slobber staan te genieten is het ook tijd voor Daisy en Sanne om zich op te warmen. ‘Gaan jullie eigenlijk nog iets doen met kerst?’, vraagt Sanne’s moeder aan Daisy. ‘Nee, dit jaar zijn we gewoon thuis. Het wordt dus gewoon een saaie kerst’, antwoordt Daisy. ‘Wij vieren dit jaar kerst bij opa en oma’, vertelt Sanne. ‘We kunnen dus ook niks afspreken.’ Daisy krijgt steeds minder zin in de kerstdagen. Ze had gehoopt om nog gezellig een ritje te kunnen maken met haar beste vriendin. Kerst of niet, pony’s hebben toch beweging nodig. Dat is altijd weer een mooi excuus om er nog even samen op uit te trekken. Ze rijdt liever niet alleen buiten. Het is niet alleen veel gezelliger samen, maar ook een stuk veiliger. Donar is vaak wat onrustig als Dinky niet in de buurt is. ‘Nou ik ga maar eens naar huis. Mijn moeder wordt altijd ongerust als ik zo lang wegblijf’, legt Daisy uit. Voordat ze op de fiets stapt, geeft Daisy Donar nog een dikke knuffel. ‘Ik zie je snel weer.’ 

Het is 24 december. Vanavond is het kerstavond. Daisy leest op haar tablet het regionale nieuws. Ze ziet een foto van hoog water. ‘Hé dat lijkt onze polder wel. Daar reed ik gisteren nog met Sanne en de pony’s’. De kop van het artikel maakt haar toch wel wat ongerust ‘EXTREEM HOOG WATER VERWACHT TIJDENS DE KERSTDAGEN’ Ineens moet ze denken aan die pony’s, die daar in dat weitje stonden te grazen. ‘Ach die zijn vast allang weg’, stelt ze zichzelf gerust. ‘s Avonds gaat ze gezellig gourmetten met haar ouders. Zodra de voorbereidingen klaar zijn en Daisy net haar eerste pannenkoekje in het pannetje aan het bakken is, gaat de telefoon. Daisy’s vader neemt op… 'Ja, daar spreekt u mee... Dat klopt, ik ben haar vader. De politie zegt u? ..... Oh ook de reddingsbrigade. 

Waar gaat dit over? Haar vader kijkt bedenkelijk en slaakt een diepe zucht.… ‘Daar komt niets van in, dat is veel te gevaarlijk. Het is nog maar een kind. Fijne avond meneer.’ ‘Wie was dat?’ Vraagt Daisy haar vader zodra hij de verbinding verbroken heeft. ‘Dat was de politie’, antwoordt hij. Nu wordt ook Daisy’s moeder nieuwsgierig. Ze hebben wel vaker met de politie te maken gehad. Hun dochter wil nog wel eens de held uithangen met haar pony, maar ze zit nu veilig thuis aan tafel en Donar staat op stal. ‘Het water in de polder is vandaag erg gestegen en er staan nog een paar pony’s op een eilandje. Ze zijn nu aan het proberen die pony’s van dat eiland te krijgen met de reddingsbrigade. Maar de pony’s durven het water niet in. Daisy staat bekend om haar heldendaden met Donar, dus daarom bellen ze ons om te helpen. Maar ik heb gezegd dat ik het te gevaarlijk vind. Bovendien heb ik honger en hoop ik dat we nu eindelijk eens kunnen gaan eten.’ ‘Wat!’, Daisy springt op. ‘We kunnen die pony’s toch niet laten verdrinken alleen omdat JIJ honger hebt?! Kom mama, wij gaan dit regelen. Breng me naar Donar. Met hem krijg ik die pony’s er wel uit. Ik weet precies waar ze staan, we zagen ze gisteren tijdens onze buitenrit. Het is niet ver vanaf stal.’ ‘Ehhh, denk jij dat je die pony’s kunt redden Daisy?’ Daisy’s moeder is er ook niet gerust op. Het is al donker en er staat een ijzige wind. Dat water moet ook echt ijskoud zijn. ‘Ja echt wel! Ik kan het toch proberen? We kunnen die pony’s toch niet aan hun lot overlaten?’ Daisy’s vader ziet nu ook wel in dat zijn dochter niet van dit idee af te brengen is. Als hij haar niet laat gaan, dan is in elk geval het gezellige etentje verpest. Daarvoor kent hij Daisy veel te goed. Die krijgt geen hap meer door haar keel. Zijn eigen honger is ook ineens weg. ‘Kom kleed je warm aan. We gaan dit fixen!’, zegt hij tegen Daisy. Snel belt hij met de politie om te zeggen dat ze er aan komen. 

Eenmaal op stal staat Donar raar te kijken. De buurman heeft hem net zijn hooi gebracht, want Sanne is met haar ouders naar haar opa en oma. Daisy zadelt snel haar pony, hangt de hardlooplampjes van haar vader om en is klaar om te vertrekken. ‘Doe alsjeblieft voorzichtig lieverd.’ Daisy’s moeder vindt dit avontuur maar niets. ‘Komt goed mam! Donar en ik hebben voor hetere vuren gestaan!’ ‘Wij rijden achter je met de auto. Dan heb je in elk geval genoeg licht op die donkere dijk en kunnen we je goed in de gaten houden.’ Snel stappen Daisy’s ouders in de auto. Ze hoort ze al niet meer. Na een stukje draven spoort ze Donar aan tot galop. ‘Kom op jongen, er wordt op ons gewacht.’ 

Al snel ziet Daisy waar ze moet zijn. De blauwe en oranje zwaailichten zijn al vanaf ver te zien. Een grote lamp verlicht het eiland en Daisy ziet dat er niet veel plaats meer is voor de pony’s. Het water is echt een stuk gestegen! De reddingsbrigade staat al klaar met een zwemvest voor Daisy. ‘Doe niet zo overdreven’, zegt ze tegen de boom van een kerel die haar vraagt het zwemvest om te doen. ‘Veiligheid voor alles jongedame’, bromt hij. Wie is er op het idiote idee gekomen om dit meisje met haar pony het water in te sturen om die pony’s te redden? Hij baalt ervan dat het hem zelf niet gelukt is. Met de boot was hij al vlakbij het eiland, maar de pony’s weigerden hem te volgen. Wat weet hij ook van paarden? Snel trekt Daisy het zwemvest aan over haar winterjas. De pony’s op het eiland zijn nieuwsgierig geworden naar de pony aan de overkant van het water. Hun kleine oortjes zijn gespitst en houden elke beweging van Donar nauwlettend in de gaten. ‘Nou daar gaan we’, denkt Daisy in zichzelf. Waarom moet ze zich ook altijd veel stoerder voordoen dan ze eigenlijk is? Ineens vindt ze dit helemaal geen goed idee meer. Donar is ook nog eens bang voor water. Wat denkt ze nou, dat zij hier even als een held die pony’s kan redden? 

Wie A zegt, moet ook B zeggen. Ze spoort Donar aan. Hij stapt twijfelend het water in. ‘Goed zo jongen, braaf… Wij kunnen dit samen Donar, kom op!’ Het water komt op het diepste punt tegen haar stijgbeugels. Ze voelt Donar wegglijden. Oh nee, als hij maar niet uitglijdt.. Gelukkig herpakt hij zich en staat hij weer stevig op zijn benen. Nog een paar passen en dan zijn ze er. Aan de overkant houden Daisy’s vader en moeder hun adem in. Stiekem zijn ze ook heel trots op hun dochter. Ze krijgt het toch maar weer voor elkaar. Maar ze is er nog niet.. Ze moet ook nog terug en zullen de pony’s haar volgen? Op het eiland maken de pony’s en Donar elkaar best druk. Er is geen tijd te verliezen! Daisy spreekt de pony’s kalmerend toe en zegt dat ze haar moeten volgen. Ze kunnen haar natuurlijk niet verstaan, maar haar stem maakt ze rustig en zo krijgt ze haar eigen ademhaling ook wat onder controle. ‘Daar gaan we!’ Daisy spoort Donar aan het water in en probeert in een drafje aan de overkant te komen. Zodra de eerste pony het water in gaat, volgt de rest! Vanaf de overkant klinkt applaus. Daisy en Donar komen veilig aan bij de overkant en alle pony’s zijn haar gevolgd. De mensen van de hulpdiensten en haar ouders doen hun best zo snel mogelijk alle pony’s te vangen. Ondertussen is een veewagen aangekomen waar de pony’s worden ingeladen. Daisy en Donar krijgen een warme deken omgelegd. Er komt een politieagent op Daisy af. ‘Zo meisje, dat was heel dapper van je! Je hebt niet alleen het leven van deze pony’s gered, maar ook van hun baasje.’ Daisy snapt er niks van. Er was toch niemand op het eiland? ‘Deze pony’s zijn van meneer Peters, een oude man die aan het einde van de dijk woont. We gingen bij hem langs om hem te informeren over het hoge water en de reddingsactie’, legt de agent uit. ‘Meneer Peters lag met een longontsteking en hoge koorts in bed. Hij had dringend medische hulp nodig.’ Nu snapt Daisy ook waarom hij de pony’s niet op tijd uit het gebied gehaald heeft.

Daisy’s ouders zijn apetrots op hun dochter. ‘Ik had toch eens op een rustige Kerst gehoopt’, grapt haar vader. ‘Maar met jou en Donar lijkt dat echt onmogelijk. Kom, we brengen Donar terug naar stal. Dan kunnen we lekker naar huis, want nu heb ik wél berehonger.’ Zodra ze op stal zijn en Donar lekker warm onder zijn deken staat te smikkelen van warme slobber, omhelst Daisy hem. ‘Oh Donar wat ben je toch bijzoner!’ En ook Daisy krijgt van haar ouders een dikke knuffel. Wat een bijzondere dochter hebben ze toch!